zondag 22 november 2015

that's life


"Ik ga naar jou
jij komt bij mij
we vrijen wat
ik zoek voedsel
terwijl jij een paar kinderen legt
die diepe lijnen tekenen op onze gezichten

dan zoeken we een stil plekje

terwijl we gaan liggen
dicht tegen elkaar aan
trekken we het gras over ons heen."

zaterdag 21 november 2015

diëtiste

Zij schreef een bestseller vol diëten
maar toch lekker eten
en het heette
Niet Dik

Well done
Liet de uitgever weten.

zaterdag 14 november 2015

Knetter

Knetter

Wie o wie is de mol onder de fractievoorzitters in Den Haag. Er schijnt er één te zijn, het kunnen er ook wel meerdere zijn, die in contact is geweest met een journalist van de NRC. Hij (of zij) heeft (of hebben) gewoon uit de school geklapt door zeer geheime zaken te vertellen aan …nota bene… een journalist. Deden ze dat bewust of onbewust, dat is nu de vraag. Natuurlijk doen ze dat zogenaamd in goed vertrouwen, maar elk weldenkend mens weet zo langzamerhand wel, dat journalisten een onbetrouwbaar volkje vormen, dat altijd moet worden gecontroleerd. Doe je dat niet dan gaan ze hun ranzige gang. Maar laten we wel wezen, je moet als journalist ook maar iemand stuk wíllen schrijven. Ja, en nu de klantenkring van de kranten achteruit holt, moeten de artikelen sterker, valser en schunniger worden, want dat verkoopt nog een beetje. Zelfs ons eigen Dagblad van het Noorden heeft dat de afgelopen weken bewezen, met de kop “Leegloop bij Golfclub Westerwolde”. DvhN, ooit een eerbiedwaardige krant zag in de afgelopen 15 jaar het aantal abonnees met 50% dalen, van 180.000 naar 90.000 lezers. Hoezo leegloop bij Westerwolde? Leegloop bij de krant, zul je bedoelen. Geen wonder dat de daar werkende journalisten zenuwachtig worden. Zij zullen dan ook proberen steeds sterkere verhalen al dan niet uit de journalistieke duim te zuigen, om alsjeblieft maar gelezen te worden, want zij denken nog steeds dat het onnozele volk alles zo maar slikt. Jammer meneer Looden, maar dit keer zat u er toch echt naast. Of was er bij u soms ook een stagiaire aan het werk, zoals bij de Volkskrant. Bovendien lopen er op onze club geen onnozelaars rond, die alles maar accepteren wat er geschreven wordt. Laat mij u vertellen, meneer Looden, dat Golfclub Westerwolde uitstekende besturen en commissies heeft gehad op alle fronten, die allemaal als vrijwilliger hun uiterste best hebben gedaan om de club draaiend te houden en het de leden naar de zin te maken. En dat er nu een nieuw bestuur is met dezelfde beste voornemens als het vorige bestuur. Uw journalistiek geblubber, meneer Looden, sloeg de plank volledig mis. Vind u dit verhaaltje niet leuk? Maar u hield toch zo van columns, welnu dit is er een. De commissie Stiekem, commissie Achterbaks, commissie Vals, commissie Rancune en de commissie Frustratie, zult u bij ons niet aantreffen. Integendeel, de commissies Plezier, Genoegen, Laagdrempelig, Vriendschap en Clubliefde echter wel. Dit in volledige tegenspraak met uw artikel. Als een journalist ook een kerel zou zijn, dan zou hij er op terug komen. Misschien bent u wel zo’n kerel, maar ik denk…, want de commissie Schijtebroek bestaat ook nog, hè. 

Quatorze Novembre


Vanmorgen luisterde ik naar Radio 1, waar een vrouw werd aangesproken, die voornemens was 'en famille' naar Parijs te gaan.
Ze sprak met een door tranen verstikte stem. De woorden kwamen brokkelig haar mond uit. Met horten en stoten vertelde ze dat ze die dag naar Disneyland in Parijs zouden gaan. "En dan nu dit, deze aanslagen". Ze had het de kleine nog zo beloofd, snikte ze. En dan nu dit. "Alles valt in het water. Hoe moet ik dat aan mijn kind vertellen, dat het niet door gaat. Maanden van voorbereiding en zorg. De kleine had zich er zo verschrikkelijk op verheugd. En dan nou dit. Gisteravond nog voor het slapen gaan hebben we nog de plaatjes bekeken in de folder, samen met de kleine. God, dat jochie heeft er zo’n zin in.  En dan nou dit”.  Opnieuw brak haar gemoed en vulden nieuwe tranen de ooghoeken. “Hoe moet ik dat zo’n wurm nou uitleggen op zijn verjaardag?  Hij wordt vier vandaag.” 
"Ik zou graag van u willen weten, wat u vindt van de aanslagen van vannacht,” vroeg de journaliste. 
“Dat zeg ik,” zei de mevrouw, “waarom moest dat nou net vandaag?”

Vervuld van verdriet, omdat de wereld zo ver is gekomen dat medemensen klakkeloos en blindelings worden gedood, stroomde nu ook een hopeloos gevoel mijn hart binnen. Staat deze vrouw voor de gemiddelde westerse mens? Zijn we dan met z’n allen zo zelfzuchtig geworden, dat al het andere ons niet meer raakt? Misschien wordt het allemaal ook wel  teveel en kun je zo onnoemelijk veel leed niet meer dragen. Misschien wordt de angst te groot, zodat het normale denken vertroebeld wordt. “We moeten normaal blijven denken,” roept er net iemand op de radio. Hoe kun je normaal blijven als bij sommige mensen het gekrijs en gegil van wanhopige slachtoffers en vluchtelingen hen als muziek in de oren klinkt. Wanneer het geluid van explosies en mitrailleurs hen doen denken aan een drumsolo van een tophit, wanneer ze kippenvel van genot krijgen als mensen kruipend voor hen door het stof gaan, vlak voor ze de keel wordt doorgesneden. Wanneer ze genieten van een desolaat en verwoest land en waar ‘ontroostbaar’ een vorm van vermaak is. Een eindje verderop ligt Disneyland als een Utopia voor kinderen. Parijs, eens de stad van l’amour, lumière en frivolité , de stad van quatorze juillet, fraternité, egalité et liberté. Nu de stad van afschuw, rottingsgeur en bitterheid. De stad van Disneyland, de enige plek waar de droom wereld tot werkelijkheid is gekomen. Maar.....troost je....alles gaat voorbij....ook quatorze novembre...

Alles gaat voorbij
klinkende rotsen zijn traag
van begrip
zwerfstenen heel anders
stralen wijsheid
naar het hemelkoper
dat slechts zijn vinger hoeft te leggen
op de zere plek
om je doldwaas te doen dansen
van droogte
want vreugde zit in het diepe water

verdriet in de schepen
meestal onbereikbaar
en voorbijgaand
mijn hoofd
vaart kalm en met ontzag
de zwerm vast tegemoet
want de bruid
moet worden binnengehaald
met bellend koper
en blazen hout

de olie lampt geduldig
tot het op is
terwijl het licht als water
door je ogen vliegt
ongrijpbaar en onvindbaar
ook onvermoeibaar trouwens
wachtend op de graaf
van het graf
waarin ik niet geloof
maar dat doe ik wel vaker

als de wind
zijn licht laat ruisen
over de dingen
in mijn kamer
zou spreken alles kapotmaken
zelfs het minste stemgeluid
zou scherven doen rinkelen
als het geld
in de zakken
der gerechtigheid
wolken drijven in kleuren mij toe
omwille van hun eeuwigheid
vluchtig als nevel voor de zon
de geboorte
voor de dood
en erna
altijd maar vluchtig

gelijk een winter
zich nooit thuis zal voelen
geen tijd heeft
zich te rekken
in zijn wit'te
van bomen daken velden
geschikt op het doek
van mijn oog
eeuwig smeltend
om tranen gestort te zijn

in de zeeën van ongerechtigheid
voor de uitgestoken ogen
omdat er geen uitzicht was
slechts dogma's
probeerden te doen zien
terwijl ze blindden
vromen gaan op de tast
naar hartje donker
hopen ijdel op olie
om het pad te zien dat hen draagt
vriendschappen ontstaan uit wanorde
chaos leidt tot huwelijk
erger dan de bidsprinkhaan
verteerd worden door nazaat
robuust en brutaal
met een mond vol gele nagels
waarin zich geen woorden vormen
die ik ken
maar malende voerballen
hun weg zoeken in snackbars
naar buiken van wellust
en vluchtigheid
opgezwollen en barensbereid

eet dan maar door
drink dan maar verder
want alles is reeds verteerd
door het ziekelijke vuur
van aandacht en overheersing

maar alles drijft voorbij
als adem in de witte winternevel




vrijdag 13 november 2015

de Moordenaar


de Moordenaar

Moordenaar

Het was een aardig appartementje, dat ze gehuurd hadden in de buurt van de Chiemsee in Beieren. Weliswaar lag het onderkomen op de eerste etage, maar daar stond tegenover dat we wel een aardig balkon hadden op het Westen, zodat ze elke dag konden genieten van de ondergaande zon achter de bergen in de verte. De prachtige avondkleuren weerspiegelden in het water van de Chiemsee, een groot en langgerekt meer, waar vele watersporters hun el dorado vonden. Ze hadden zich zojuist een wijntje ingeschonken en de meegebrachte tuinstoelen klaargezet. Het paste precies op dat balkonnetje, een klein tafeltje uit de slaapkamer stond tussen de stoelen in. Er bleef nog net ruimte genoeg over om achter de stoelen langs, door de openslaande deuren naar binnen te gaan. Een éénkamerappartement dat ze gehuurd hadden via een vaag reisbureau op de Weteringschans in Amsterdam. De driezitsbank moesten ze 's avonds uitklappen tot bed. 
“Nou proost dan maar, Jo,” zei de man. 
“Jan santjes, Jaap,” zei ze, “wat zitten we hier lekker, hè.”
Dat vond Jaap ook en hij graaide zonder te kijken in de cellofanen zak met chips. Een vredig tafereeltje zo in de beginnende avondstilte. Jopie wou net even de ogen dichtdoen, toen ze werd gealarmeerd door een geluidje dat steeds dichterbij kwam. En toen ineens, was hij er, de hoornaar, de grote killerwesp met zijn zware bromgeluid. “O god, jezus een moordenaar!!” gilde ze. Ze vloog uit haar stoeltje, dat achterover kantelde tegen de opengeslagen balkondeur, schoot als een pijl uit de boog de kamer in en schoof met een zware dreun de schuifpui dicht. Vanachter het raam schreeuwde ze nog:”Jaap, kijk uit een moordenaar!!!”
“Ach mens, stel je niet aan....voor zo'n klein beessie...hier hup weg ermee...” riep Jaap en hij haalde uit naar de hoornaar. Wat je dus juist niet moet doen als je in de buurt van zo'n beessie bent is uithalen, want daar zijn die beessies niet van gediend. Ook deze niet. In plaats van te vluchten viel hij aan op Jaap, die probeerde opzij te stappen, maar over het hoofd zag dat het balkonnetje vrijwel geheel gevuld was met meubeltjes, waarvan er een achterover lang. Bijna lag ook Jaap achterover, maar hij wist zich staande te houden. Hij schoof het tuinmeubilair zo ver mogelijk naar voren, terwijl de hoornaar een nieuw aanval inzette. “Godsklere, wat een kreng...” riep Jaap. 
“O gottegot, jongen toch...”, riep Jo. 
Jaap begon wild om zich heen te meppen zonder de hoornaar te raken, waardoor ook bij hem een lichte paniek begon toe te slaan. “ Doe die deur eens open!” riep hij. Achter de glazen deur zag hij de holle angstogen in het gezicht van zijn vrouw. Ze schudde nee met haar hoofd en drukte de deur in het nachtslot. Jaap rende van links naar rechts over het balkon, sloeg op de glazen deur en schreeuwde dat ze open moest doen. Maar Jo durfde dat niet uit angst dat de moordenaar wel eens binnen kon komen. Haar hoofdje bleef maar nee schudden, terwijl ze volledig gebiologeerd naar het rennen van Jaap keek. “Daar!!!”schreeuwde ze,”vlak achter je!!!” Jaap draaide zich bruusk om en zag de horenaar laag in de buurt van zijn blote benen. In een fractie van een seconde was hij op de stoel gesprongen. Wat kan een mens op leeftijd nog snel zijn, als het er om gaat. De hoornaar zag zijn kans schoon en stak hem vlak boven de knie, net onder de pijp van zijn korte zomerbroek. Een wespensteek doet zeer, maar die van een hoornaar is nog wel tien keer erger. Jaap slaakte een doodskreet, probeerde nog verder achteruit te gaan en viel over de rand van het balkon. Een wegstervende schreeuw en een doffe plof bevestigde dat hij was geland in de lage struiken. Een ogenblik was er een tastbare stilte. Achter het veilige glas van de balkondeur stond Jopie aan de grond genageld en slaakte hese hoge gilletjes, terwijl ze met beide handen wapperde alsof ze een opvlieger had. Totaal verstard, als een beeldhouwwerk bleef ze daar staan. Ze stond er nog toen de deur open ging en een grommende Jaap hinkend de kamer inkwam. Hij viel neer op het bed, dat ze uit gemakzucht niet meer tot bank terug hadden gebouwd. Samen bekeken ze zijn been, waarop een lelijke zwelling aan het licht kwam, die steeds maar groter werd. Jaap begon te kermen van pijn en angst. Jopie besloot, eindelijk kordaat, het alarmnummer te bellen dat naast het hoofdeinde van het bed op het nachtkastje lag. “Schnell kommen!! Mein Mann is van balkon nedergedunderd!!” Gelukkig werken die Duitse instanties 'gründlich und pünktlich' en enkele minuten later stond de ambulance voor de deur. Al gauw werd vastgesteld, dat het been van Jaap zo goed als zeker gebroken was. Dus daar ging hij, op de brancard, in sneltreinvaart naar het ziekenhuis van Seebrück. Weg vakantie, weg glaasje wijn bij zonsondergang en vooral weg harmonie tussen man en vrouw, want hij was woedend, zeg maar duivels, op Jopie omdat ze niet had binnengelaten. Hebben ze niet meer met elkaar gesproken, tenminste Jaap niet, want Jopie wist niet waar ze het zoeken moest van de spijt. Ze deed haar uiterste best om het Jaap zoveel mogelijk naar de zin te maken. Dat bleef ze doen, ook toen hij na een nacht hospitaal in de rolstoel weer naar 'huis' mocht. Omdat de vakantie nu toch al verpest was besloten ze terug naar Amsterdam te gaan. De rolstoel mocht hij meenemen en in Amsterdam inleveren, wanneer hij hem niet meer nodig had. En Jopie zich maar uitsloven, koppie thee op bed, biertje op tijd, krantje bij het ontbijt, bakkie koffie als hij zin had...noem maar op of Jopie deed het. Ze vervulde zogezegd al zijn wensen, allen maar om haar nalatigheid goed te maken. Ook toen zijn gips er na zes weken mocht, bleef Jaap in de rolstoel en verzorgde Jopie hem als de sultan van de Weteringdwarsstraat. Je zou zeggen, dat Jaap toch na drie maanden wel weer zou moeten kunnen lopen, maar nee hoor, Jaap niet. Hij wist het te rekken tot een kleine zes maanden voordat Jopie eindelijk argwaan kreeg. Kijk, Jopie is een simpele meegaande en verzorgende vrouw, maar ze heeft ook haar grenzen. En als die grenzen bereikt zijn, berg je dan maar voor diezelfde vrouw. Toen ze eenmaal in de gaten had, dat ze al maandenlang door die zielige mankpoot belazerd was, trok ze haar plan. “We gaan boodschappen doen,” sprak zij op een toon die geen tegenspraak duldde. Toen ze hem zijn jas zwijgend en dreigend had aangedaan plaatste ze zich achter de rolstoel. Jaap voelde de spanning en er groeide een bang gevoel in zijn hoofd. “Mens, wat heb je toch?”vroeg hij nog voordat ze de trap bereikt hadden. “Moet jij eens opletten, wat ik heb”, zei ze met duidelijk ingehouden woede. Boven aan de trap hield ze halt. De traplift, die tijdelijk was geïnstalleerd stond beneden. Ze zuchtte diep en zei:”Zo.... en nou lopen, kreng dat je d'r bent.” Jaap wist niet wat hij hoorde. Zo had ze nog nooit tegen hem gesproken. “Ja maar je kan die lift toch wel even....” Verder kwam hij niet, want hij voelde hoe de rolstoel van achter omhoog getild werd. “Lopen, zeg ik je!!” klonk het snauwend, “Lopen, anders sodemieter ik je met stoel en al de trap af!” Jaap wist niet hoe snel hij de trap af moest rennen, voor zover zijn benen hem konden dragen vanwege de verzwakte spieren,. Maar goed, hij kwam beneden. Jopie volgde met de rolstoel, terwijl hij zijn zere benen stond te wrijven. Ze deed de voordeur open, zette de stoel op straat en ging er in zitten. “Zo,” zei ze ferm,”en nou rijden, rotzak. De komende zes maanden ben ik aan de beurt. Schiet op rijden, anders gil ik de hele buurt bij mekaar!”

“Gut meid, wat heb jij nou?” vroeg de passerende buurvrouw. “ Ik ben in een val getrapt en nou moet ik zes maanden met mijn been omhoog,” zei ze. “ Nou hoe zit het? Douwen we nog of moet ik zes maanden voor de deur blijven zitten?” 

Het was me de vakantie wel. Samen waren ze er toch een jaar zoet mee.

zondag 8 november 2015

Fenolijn


De  Fenolijn

Wie luistert niet naar Vroege Vogels op zondagmorgen? Er zullen maar weinig mensen zijn die zeggen: “Dat programma ken ik niet.” Vanaf onze jeugd bestaat dit programma al, toen gepresenteerd door dr. Foppe Brouwer, die steevast zijn uitzending besloot met de inmiddels gevleugelde zin: “...dat alles wat groeit en bloeit, ons altijd weer boeit.” Welnu, één van de onderdelen van het programma is de ‘Fenolijn’, u weet wel, de telefoontjes van mensen die menen dat zij als eerste iets bijzonders hebben gezien. De Jan Jurken die denken dat hun paardenbloem de eerste  van het land was, die bloeide, of dat hun mereltje het schoonste zong. Een vaste beller is frater Willibrordus, een van de laatste monniken in de Orde van de Absurdisten. Wekelijks weet hij vanuit zijn moestuin talloze insecten, plantjes en ander natuurlijk ongerief bij mij de slaapkamer in te strooien. Ja u leest het goed...mijn slaapkamer, want wij vinden het heerlijk om op zondagmorgen, liggend in bed met een heerlijke bak thee, naar dit programma te luisteren. Onze koning en koningin doen dat ook, dus waarom wij dan niet? Nu las ik laatst een artikeltje, dat er mensen zijn die helemaal niets hebben waargenomen, maar gewoon aan de telefoon zitten met een encyclopedie van planten op schoot. Ze willen gewoon hun stem horen op de radio. Alle familieleden zijn ingelicht en gemaand, dat ze moeten luisteren, want tante Lien heeft de Fenolijn ingesproken. “Ja hallo, met Lien Brandhout, ik was vanmorgen de eerste die een leeuwenbekje zag vliegen, u weet wel die zeldzame vlindersoort.....eh....nee.... vlinderbloemige....staat hier... Nou dan heb ik hem als eerste zien bloeien."                                
“Met frater Willibrordus in de Bilt. In de bosjes achter onze kloosterschool zag ik gisteren eerste jongetjes lopen.....ik bedoel...de eerste jonge eendjes lopen”                                                                 
Stel je voor dat Maxima zou bellen om te melden dat ze op zondagmorgen in alle vroegte de eerste paparazzi tussen de rododendrons heeft zien liggen. Ik bedoel maar, alles wat er is en is geweest, is ooit het eerst geweest. Ergens in een ver verleden is er ooit een mens geweest die de eerste vluchteling was. Daarna lijken mensen alleen nog maar op de vlucht. Als het niet voor een oorlog is, dan is het wel voor de fiscus. Ik zou zo graag ook eens willen bellen om te zeggen: “Vanmorgen in alle vroegte hoorde ik de eerste vogels de dag achter de heuvels vandaan roepen en zag ik de eerste zonnestralen achter de bossen verschijnen. Ook zag ik voor het eerst  een vredige wereld en alleen maar eerlijke mensen. Voor het eerst kreeg ik een warm gevoel voor de wereld om me heen en voor het eerst besefte ik dat het leven de moeite waard is om geleefd te worden.”   
Maar ja....ik bel maar niet....