zaterdag 30 mei 2015

Improvisatie

van de pianist Hugo van Eck


hij raapt de klanken van het klavier
als las hij de aren na de oogst
voor de hongerigen van de stad
uit de bijna vergeten jaren
de tonen tuimelen teder
en vlinderen naar mijn oor
hij zingt van Bach en Brubeck
toucheert daarmee mijn ziel
zijn gezicht is wit en stil
soms lijkt het licht te geven
zijn wilde gebaren zijn weg
stille handen steken uit een zwart colbert
betasten teder als een minnaar
de huid van zijn schepping
Ze lijken één te worden
versmolten
hij en zijn piano
alleen de witgrijze haren
dansen soms onstuimig
Niets anders in zijn hoofd
dan zoetgeurende rivieren
die stromen die kolken
die kal-meren
het hoofd gebogen
niet needrig
de wangen bleek
de handen stil boven het klavier
alsof ze niet verder mogen
de deur van zijn ziel
sluit haar gezicht
hij zucht diep

ontwakend uit een verre slaap.

woensdag 20 mei 2015

alles gaat voorbij

alles gaat voorbij   (c) istvan koning

klinkende rotsen zijn traag
van begrip
zwerfstenen heel anders
stralen wijsheid
naar het hemelkoper
dat slechts zijn vinger hoeft te leggen
op de zere plek
om je doldwaas te doen dansen
van droogte
want vreugde zit in het diepe water

verdriet in de schepen
meestal onbereikbaar
en voorbijgaand
mijn hoofd
vaart kalm en met ontzag
de zwerm vast tegemoet
want de bruid
moet worden binnengehaald
met bellend koper
en blazen hout

de olie lampt geduldig
tot het op is
terwijl het licht als water
door je ogen vliegt
ongrijpbaar en onvindbaar
ook onvermoeibaar trouwens
wachtend op de graaf
van het graf
waarin ik niet geloof
maar dat doe ik wel vaker

als de wind
zijn licht laat ruisen
over de dingen
in mijn kamer
zou spreken alles kapotmaken
zelfs het minste stemgeluid
zou scherven doen rinkelen
als het geld
in de zakken
der gerechtigheid
wolken drijven in kleuren mij toe
omwille van hun eeuwigheid
vluchtig als nevel voor de zon
de geboorte
voor de dood
en erna
altijd maar vluchtig

gelijk een winter
zich nooit thuis zal voelen
geen tijd heeft
zich te rekken
in zijn wit'te
van bomen daken velden
geschikt op het doek
van mijn oog
eeuwig smeltend
om tranen gestort te zijn

in de zeeën van ongerechtigheid
voor de uitgestoken ogen
omdat er geen uitzicht was
slechts dogma's
probeerden te doen zien
terwijl ze blindden
vromen gaan op de tast
naar hartje donker
hopen ijdel op olie
om het pad te zien dat hen draagt
vriendschappen ontstaan uit wanorde
chaos leidt tot huwelijk
erger dan de bidsprinkhaan
verteerd worden door nazaad
robuust en brutaal
met een mond vol gele nagels
waarin zich geen woorden vormen
die ik ken
maar malende voerballen
hun weg zoeken in snackbars
naar buiken van wellust
en vluchtigheid
opgezwollen en barensbereid

eet dan maar door
drink dan maar verder
want alles is reeds verteerd
door het ziekelijke vuur
van aandacht en overheersing

maar alles drijft voorbij
als adem in de witte winternevel




zaterdag 16 mei 2015

aardbeving

aardbeving
© istvan koning


het bed dat wij deelden
in de kamer
in het huis
in de stad
jij
weg
alles weg

ineens ziet mijn wereld er anders uit

maar ik vind je
daar lig je dan
mijn waardeloos lief
met je handen van steen
je nutteloos mooie ogen
je wenkbrauwen hoog
starend naar leegte
verbazende schoonheid
bevestigt je wonden
je verwrongen been
het lippenrood op je hoofd

om je heen de geur
die ons wacht
je vond nog mijn hand
voordat je hem losliet
voor de veren van je vleugels
waarmee je opsteeg
ik zag je gaan
we zwaaiden naar elkaar

weer ziet mijn wereld er anders uit

al het andere leek voor even kleiner dan jij
het beton tegen je slaap
trok ik weg
nog een steen
en nog een
tot ik de kinderhand voelde
die mijn duim vastgreep
saamgeprest maar heel
kreeg ik haar vrijgeworsteld
uit de betonnen baarmoeder
van de welvaart
het was een meisje
het was steenbestoft maar huilde niet
het matte bruin van haar ogen
schroeide mijn ziel
maakte met mijn tong
haar lippen nat
ze keek naar me
zoals er nog nooit naar mij gekeken was
en nam haar mee

en weer ziet mijn wereld er anders uit