zaterdag 10 september 2016

Paralympics, het is maar een spelletje


Column 145 Paralympics, het is maar een spelletje
In de jaren ’70 en ’80 werkte ik regelmatig met onze gehandicapte medemensen, zowel geestelijk als lichamelijk en dan vooral de jongeren daarvan. De meeste vitale gezonde mensen beschouwen deze groep als zielige, sneue en vooral hulpbehoevende medemensen. Nou, medemensen is misschien iets teveel gezegd, want door een groepje coryfeeën van de media wordt deze categorie ge- en beschadigden vooral tentoongesteld als de lachwekkende kneusjes van onze maatschappij, waarmee je de kijkcijfers kunt opschroeven. Wat hebben we niet gelachen om de mensen die gebukt gingen onder het syndroom van Giles de la Tourette. Wat hebben we ons niet vermaakt om de eerste optredens van de Jostiband. Mongooltjes heette dat toen nog, iets wat je nu niet meer mag zeggen, net zoals negerzoen. Maar toen onze gehandicapten eigen plekjes voor zich gingen opeisen op het nationale en het wereldpodium van de sport, kwamen er al gauw een stel uitgekookte valide zakenmannetjes, zeg maar de broertjes van Harry Mens en Michael van Praag, die daar een prachtig verdienmodel in zagen. Tenslotte werden de Olympische Spelen voor gehandicapten in het leven geroepen, de Paralympics. Een dommere naam hadden ze niet kunnen bedenken als je nagaat dat “para” ‘bescherming ergens tegen’ betekent en lymp staat voor mank, gehandicapt. Dus deze Spelen beschermen je tegen een handicap. Hoe bedenk je het, maar het ‘bekt’ lekker zeiden ze, en dat is ook zo. Para kan ook pseudo betekenen, niet echt, maar net echt. Als het daarvan af stamt is het helemaal frustrerend voor onze groep lijfelijk incompleten. Want als er iets echt is, is het wel je handicap. In de periode dat ik met deze mensen werkte heb ik geleerd, dat humor hun voornaamste drijfveer en redding is en humor is wellicht de basis van wijsheid. Daar kan de valide, maar o zo gauw op de teentjes getrapte, medemens nog heel wat van leren. Hoe scherper en gemener de grappen zijn over elkaars tekortkoming, des te harder werd er geschaterd. Mocht u zich bij de komende frases gechoqueerd voelen, gelieve dan aan hun humor terug te denken. Tijdens de openingsceremonie zag ik dat een ernstige spast met breed zwaaiende armen zijn brandende fakkel liet vallen. Na enkele malen misgegrepen te hebben schoot er iemand uit het publiek te hulp en raapte zijn fakkel op.  Vrolijk vervolgde het ‘zwaailicht’ zijn weg in de stoet. Bij het schoonspringen van de vijf meter-toren zag ik de deelnemers gracieus naar beneden vallen. Ik zag hoe iemand zonder benen naar het einde van de loopplank werd geschoven. Met groteske armgebaren wist hij zich zo te keren tijdens zijn val, dat hij keurig met de armen en het hoofd naar beneden in het water kwam. Probeer het maar eens, dan zul de grootheid van deze prestatie inzien. Hij kreeg weinig punten, want een jurylid riep desolaat: “ik heb nog zo gezegd geen bommetje”
Waar ik ook zo van kan genieten is van de verslaggevers van wedstrijden. Laatst zag ik een voetbalwedstrijd van Oranje, nou ja voetbal mocht het eigenlijk niet heten, maar toen een tegenstander van grote afstand een bijna subliem schot afvuurde op het Nederlandse doel, vond de radiospreekstalmeester het een ‘gluiperige’ speler, omdat hij onverwachte schoten losliet. Toen onze kleine Wesley, naar mijn smaak nog de enige over gebleven mastodont van Oranje, even later hetzelfde deed, was dat een getuigenis van grote inzet en een heldhaftig inzicht. Naast de coach zag ik Marco van Basten zitten, u weet wel die jongen die geen verantwoordelijkheden aan durft en aan kan, met het gezicht van een oorwurm, maar daar kan hij niets aan doen. Zijn vader heeft direct, toen Marco de ouderlijke woning verliet, zijn slaapkamertje ingericht als het Marco van Bastenmuseum. Echt gebeurd. Ach, misschien ontbreekt het ons wel aan voldoende zelfreinigend vermogen, denk ik wel eens. Ik bedoel, als je een miljoen per jaar verdient en je hebt geen zaken, kantoorpanden, aandelen of personeel, waar zou je je dan nog druk over maken. Voetballen? ja zo lang het lollig is. Waar ze niet aan denken is hun toekomst. Ik bedoel voor sommigen kan het ook slecht aflopen, want voor je het weet eindig je als Youri Mulder, u weet wel, die pafferige bleke afdruk van papa Jan, met wat onnozel geneuzel op de slaperige zondagavond. 
Het is maar een spelletje.


woensdag 31 augustus 2016

De Huilwinkel


Column 144 De Huilwinkel

Sinds enige tijd is er in ons dorp een Ruilwinkel, waar de brave burgers hun in onbruik geraakte spulletjes heen kunnen brengen. In ruil daarvoor kunnen ze iets mee terug nemen, wat een ander weer ingebracht heeft. Niemand geloofde daar eigenlijk in, want sinds jaar en dag wordt ons land overspoeld met rommelmarkten, kringlooporganisaties en brocante-boerderijen. Dus wie heeft er nu nog behoefte aan een Ruilwinkel. Bovendien is ons als kind al geleerd dat als er twee ruilen er één moet huilen”. Dat zou betekenen dat er net zoveel plaats moet zijn voor een Huilwinkel. Een verzamelplaats voor mensen die samen willen terugkijken op hun domme daden en bij elkaar eens lekker kunnen uithuilen. Ach, eigenlijk bestaat er al zoiets. Want onlangs zag ik toch in allerlei verschillende media onze premier terugblikken op zijn domme daden uit het verleden. Dat werden vrij lange programma’s merkte ik. Uithuilen bij van Nieuwkerk en meerdere Npo radio en Tv-programma’s. Voor hem wel aardig natuurlijk, omdat hij thuis niemand heeft om tegen aan te janken. Maar o wee...o wee...deze uitgekookte lachende slimme vos heeft daar een bedoeling mee. Geloof me, alles waarover hij spijt betuigt, herhaalt zich op het moment dat hij zijn berouw betuigt. Ook dit zijn weer even grote sprookjes als die leugens uit het verleden. Valse tranen zijn het en die horen niet thuis in een Huilwinkel waar eerlijke en goed bedoelende brave burgers hun oprechtheid tonen. Hij heeft als stopwoordje weliswaar `...en dat meen ik oprecht...`, maar dat is zijn grootste onwaarheid. In de politiek is eigenlijk niemand oprecht. Nou nou nou... wat een hoogdravende taal, denkt u wellicht, maar ja het is mijn schuld niet. Ik poets mijn tanden in onschuld. Ik kan niet wachten tot onze Premier onze Dernier wordt, want de nieuwe man is al in beeld gekomen, Als Sinterklaas heeft hij zijn historische en roemrijke intocht al aangekondigd. Ja ja mensen Nederland zal zich vernieuwen, Nederland herleeft. Jan Roos is in aantocht, u weet wel van van de Oekraïne-enquête en ‘de echte Jannen.`Hij heeft zich bekeerd tot de politieke partij VNL, een groepje verdwaalde dwazen die hun oorsprong hadden bij Geert Wilders. Jan Roos, El Salvador, Jantje Beton, maar voor mij Jan met de korte achternaam. Ik kijk met genoeglijke spanning uit naar de komende verkiezingen.....Donald Trump de Lage Landen.... Allée zeg, da´s ene goeie....voor de Huilwinkel.

dinsdag 16 augustus 2016

Joh ga schrijven...

Column 143 “Jôh, ga schrijven”
Liever had ik het er niet over gehad, maar ja soms wordt de kriebel zo groot, dat je het toch niet kunt binnen houden. De Olympische Spelen, bedoel ik. Bij de openingsceremonie zag ik dat Irak slechts vijf deelnemers had. “Maar,” verzekerden ze mij, “dat is bij de Paralympics wel anders.”

Werden wij weken van tevoren getrakteerd op gulzige uitspraken door het uitzinnige sportjournaille, stapels gouden plakken zouden voor ons klaar liggen, de gehele zilvervloot en brons genoeg om een reusachtig borstbeeld te maken van Camille Crupule, ons onvolprezen IOC-lid. Naarmate de resultaten tegenvielen namen de belangstellingen af. Het gebruikelijke van ‘onze jongens en meisjes’ naar ‘zij’, die deelnemers, in de volksmond meestal ‘hunnie’ genoemd, zagen we ook hier weer. Akkoord het oog is groter dan de maag en hebzuchtig hamsteren heette vroeger de VOC-mentaliteit. Wat mij echter nog het meeste stoort aan deze Spelen, nee niet de zuchtige Yuri of de zielige beachvolleyballspelers die door eigen maatjes naar huis werden gestuurd, nee...wat mij het meeste stoort zijn die oeverloze gesprekken tussen de atletische beelden in. Sjongejonge, wat kunnen die ouwehoeren, zeg. Terwijl op andere tv-netten prachtige beelden van wedstrijden van allerlei aard te zien zijn, zit Nederland oranje te neuzelen en te treuzelen. Maar goed, elk live-beeldje zal wel een hoop geld kosten en dat hebben ze waarschijnijk niet bij de NPO, of ze hebben het er niet voor over. Hier zou ik, met tegenzin weliswaar, nog wel mee kunnen leven, maar dan tenslotte, als je op de vroege morgen, nog in bed luisterend naar radio één, een verslaggever ter plaatse zijn verslag hoort doen, dan slaan de blauwe plekken toch wel spontaan op zijn sportminnende ziel. Erben Wennemars, die jongen die zo leuk kon schaatsen, weet u nog? Met zijn spraakafwijking zou je normaal gespro gespro gesproken geen verslag-verslag-verslaggever kunnen worden-worden-worden. Ja , ik weet het is sneu voor die vreselijk aardige jongen, maar mijn oren zijn me minstens zo dierbaar als zijn streven naar een journalistieke loopbaan. Ik bedoel, op die manier gaan de Spelen wel erg lang duren-duren-duren. Nou wil ik niet de spot drijven met iemands tekortkoming, want juist afwijkingen geven de meeste kleur aan het leven, maar de NPO vindt het nodig om zijn verhaal elk half uur te herhalen. In die vroege morgenuurtjes heb ik dan zo’n vijf keer hetzelfde brokkelige verhaal gehoord. Ik krijg het daar benauwd van. Telkens, als hij klaar is met zijn verhaal, moet ik een glas water drinken, zo erg is het. Inhoudelijk zijn die verhalen prima, vanuit leuke invalshoeken bedacht, maar het gaat verloren doordat de aandacht steeds weer wordt getrokken naar de uiteen vallende zinnen. Daarom mijn advies aan Erben: “Joh, ga schrijven,” en ik beloof je boeken te kopen, want wat je dan zegt is erg goed.

zondag 24 april 2016

De Babelse Berg


Het was ’s nachts begonnen, die darmkrampen.
In zijn buik rommelde het alsof er een onweer op komst was, dat zijn gedonder in de verte reeds aankondigde. Het beloofde een zware bui te worden.
Geluid van zich verplaatsende luchtbellen, vermengd met de peristaltiek van dunne stront.
Het borrelde en bruiste als een ware waterval in de Ardennen.
Het deed ook zeer, een soort pijn dat je je zou kunnen voorstellen bij een fietsband die veel te hard is opgepompt en dan over de Belgische kasseien moet rijden.
Hij draaide zich op zijn andere zij om de stuwende en persende poep in de goede richting te laten stromen, maar het mocht niet baten.
Gewoon achterover op zijn rug liggend, voelde hij zich nog het beste.
Het gegrauw en gegrom in zijn darmen nam steeds dreigender vormen aan. Je kon de buikwand zien bewegen.
Het leek wel een zwangere buik, waar je van tijd tot tijd uitstulpingen zag bewegen van schoppende foetussen. Ja, het wordt vast een voetballer, zei oma dan meestal.
Ook de kunstschilder had gevoel zwanger te zijn en met de dreigende bevalling voor de deur. De persweeën verplaatsten zich langzaam naar zijn uitgang.
Hij besloot een eindje te gaan lopen, omdat hij van mening was, dat bewegen wellicht de beste manier was, om dit vreselijk ongewenste schijtkind zo snel mogelijk geboren te laten worden..
Had hij dat maar niet gedaan, dat eindje lopen.
Eenmaal in het midden van het kleine dorpje aangekomen was de zaak reddeloos verloren. Geen houden meer aan.
Niets zou deze naderende lawine van fecaliën nog tegen kunnen houden.
Hij wilde naar huis rennen, maar bij de eerste sprong voelde hij het al, te laat.
En midden op het nog stille en half donkere dorpsplein gebeurde het.
Het was vijf uur in de morgen en de zon was net begonnen met het opwarmen van de wereld. Het zou wederom een hete dag worden.
Een zomerbuikgriepje flitste het nog even door hem een en toen rukte hij zich de broek van de kont en liet de natuur de vrije loop.
Hij nam de zithouding aan en met grote kracht spoot de brij naar buiten.
Er kwam geen einde aan.
Zoveel stront kwam er uit zijn achterste, dat hij er bij moest gaan staan, wilde hij niet zijn billen met de berg poep in aanraking laten komen.
Maar de berg werd groter en groter.
Zo groot, dat hij tenslotte niets anders wist te doen dan er op te gaan zitten. Nog steeds stroomde de drollen uit zijn buik naar buiten en stuwde hem omhoog, zittend op zijn eigen heuvel.
De bevolking sliep nog en alles was stil op het pleintje, alleen het kreunen en steunen van de schilder was te horen, terwijl de berg hoger en hoger werd.
Hij zat nu al op ooghoogte met het verkeersbord dat zei: “verboden te parkeren”.
En door ging het maar, steeds maar door, hoger en hoger tot hij met het hoofd op gelijke hoogte was met de kruinen en kronen van de eeuwenoude lindebomen.
Toen pas stopte de aanmaak
De tornado’s in zijn buik bedaarde en het gekreun en gesteun van de darmen nam af tot een redelijk aanvaardbaar niveau.
Naast hem in de boom zag hij een paartje houtduiven, die bezig waren hun nest op te ruimen.
Aan de andere kant van hem zag hij boven de bomen uit de kerktoren van het dorp. Half negen stond op de kerkklok, die direct begon te luiden om de gelovigen op te roepen uit hun huizen te komen en zich naar het godshuis te spoeden.
"Godallejezusnogantoe", panikeerde de kunstschilder, want op zondag mag de Heer aangeroepen worden. Maar alweer te laat.
De mensen kwamen uit hun huizen, zoals ze dat altijd deden.
De protestantse bijbel en het liedboek in de ene hand en aan de andere arm bungelden de sombere vrouwen, die werden voortgesleept naar het heiligste plekje van het dorp.
Verwonderd over zo’n vreselijke stank, bleven ze voor hun buitendeuren staan en verbijsterd staarden ze niet-begrijpend naar het midden van het eens zo open en vooral schone plein.
Vastgenageld door de schrik en het besef dat de, door god geheiligde, dag zo werd bedorven. Daar moest de Heere toch wel een hele grote straf opzetten.
Wat een afschuwelijk gore stank en ze vroegen zich af, wie de grote berg stront daar de afgelopen nacht zou hebben neergegooid.
Koemest waren al die boeren wel gewend, maar wat op het land hoort te liggen hoort niet op het plein vonden ze. Wat een hoogte, tot bijna boven de bomen. De gezichten hieven zich ten hemel om het topje van de berg te kunnen zien.
“ Hij zit er boven op!! “schreeuwde ongelovig een gelovige:”Hij zit er godverdomme boven op!! Excuses Heer.”
“Hij heeft geen broek meer aan zijn reet!!” krijste een godvruchtige kerkgangster.
De zwartgeklede mannen lieten hun bijbels en liedboeken vallen en bedekten de ogen van hun eveneens zwartgeklede maar roze-blozende vrouwen.
Op zondag mochten ze niet opbellen van de kerk, maar nood breekt wetten. N.o.z.(Niet Op Zondag) bestond niet meer.
De politie werd gebeld en reeds binnen enkele minuten kon je de sirene horen aankomen.
De kunstschilder hoorde het ook, maar veel leuker was, dat hij de politieauto over de bomen in de verte ook kon zien aankomen.
Op de landweg zag hij hem naderen, grote snelheid en zwaailichten.
Ook de pastor was op het lawaai afgekomen en toen de politie was gearriveerd sommeerde hij zijn schapen subiet het hok van god in te gaan en daar al biddend af te wachten op de dingen die zouden komen.
"Dit zou wel eens het begin van het einde der wereld kunnen betekenen," hield hij de gelovigen voor. Openbaringen, eschatologie, het einde der dingen, wederkomst van Jezus, die alles zou reinigen wat verdorven en bescheten was.
“Kom d’r af!!’ schreeuwde de agent tegen de kunstschilder.
“Ja ja, rustig aan,” mompelde die," 't is zondag".
Langzaam afdalend, voorzichtig om niet uit te glijden en in de diepte te storten, klauterde de kunstschilder zijn berg stront af.
“Wat denk je wel, wat dit gaat kosten?” taterde agent, “Wildplassen is al vijfentachtig euro, nou… nou…wat denk je dan dat je dit gaat kosten??? Een hele hoop, zeg ik je, een hele berg met geld, makkertje!”
“Ik kon het niet helpen, agent,” zei de kunstschilder, ”het was eruit voor ik er erg in had.”
Inmiddels was de zon bijna naar zijn hoogste punt gestegen en de hitte deed de berg niet alleen dampen, maar ook de buitenkant verharden.
En omdat het nog weken lang daarna alsmaar heet bleef, droogde de berg tenslotte geheel uit en verhardde tot een prachtige klimberg voor de kinderen.
Een klimberg met een natuurlijk uitgesleten glijbaan.

Jaren later zag je borden aan de kant van de weg staan, waarop geschreven stond: Restaurant “De Groeiende Berg”.
Een eethuis stond aan de voet van de voormalige strontberg, waar de gasten na hun maaltijd met een sleepliftje naar boven werden gebracht om aldaar hun behoefte te doen, waardoor de berg nog steeds groeide en steeds hoger werd.
Hiermee wilden ze zolang doorgaan tot ze de hemel hadden bereikt.
Dit laatste was een eis van de dominee, want hij wilde dit project alleen sponsoren als de hemel er bij betrokken was. Waarlijk een Babelse Berg.


maandag 28 maart 2016

vieze handen

column:  vieze handen

"Mam, wat heb je toch mannenhanden gekregen in één jaar tijd,"zei haar oudste dochter. Ze keek naar haar handen en zag de donker gekleurde kloofjes en de afgebrokkelde nagelranden, waaronder nog het zwarte zand van de grond zat. "Ja, kind." antwoordde ze met langzame matte stem, "dat heb je ervan, als je met zes graden onder nul met halve handschoentjes in de spruitjeskist moet wroeten om een klant te bedienen. In het begin was het niet zo koud, toen had Geert nog wel eens een verwarmend woordje, maar de laatste tijd ging het gewoon niet meer. Dus hier ben ik weer." Ze liet zich achterover zakken in de riante luxueuze smaakvolle fauteuil, die stond in haar smaakvol ingerichte huiskamer. Ja smaak had ze wel, maar daar kon ze niks mee in Kopstukken. De smaak van aardbeien, boerenkool en rabarber was er genoeg geweest, maar dat was het dan ook. Het savoir vivre van het Zuid Limburgse had ze teveel gemist. De gourmandische plekjes op haar tong waren nooit geprikkeld op het Groningse land. Eigenlijk had ze het al die tijd wel geweten, maar ja je probeert eens wat op aanraden van de kinderen. Ze had zelfs al moeite met het uitspreken van het woord Groningen. Met haar zachte 'g' en brauw 'r' was dat verdomd lastig. Nee, Geert was het tenslotte niet geworden. Laten we zeggen, hij had geen nummer veertien op zijn overhemdje staan. Het is voorbij. Geert en Johan zijn verleden tijd. Johan is gecremeerd in Spanje zonder zijn goeie vrienden, zoals de van Praagjes en de Barendsjes, die op TV allemaal een schaduwtje mee wilden pikken van zijn grootheid en zichzelf al op de eerste rij in de aula zagen zitten. Net zoals Johan gingen ook hun verwachtingen in rook op. Maar ja, wie heeft er in de wereld van godenzoon Blatter nog schone handen. De F-16 piloten kwamen terug in ons land en werden ontvangen door onze premier Marc Rutte. "k'Heb nog zo gezegd, geen bommetje!" riep hij uit. "Nee hoor, da's een grapje." kwam er achter aan. Stel je eens voor, dacht ik, dat je zelf de bommen zou moeten afwerpen boven een stad. Heb je dan ook vieze handen? Of was je ze in onschuld, zo goed passend in deze tijd. Dan heb ik toch liever de vuile handen van Hetty.

woensdag 27 januari 2016

Voor Het Kind

Met de nadruk op 'Het'.

Ze droeg een warme grijze wintermantel met een echt zilvervosje als kraag, toen ze aangesproken werd door een man van middelbare leeftijd.
Het gebeurde op de Albert Cuyp in Amsterdam, de grote verzamelplaats van armen en rijken, van blanken en zwarten. Soms denk ik wel eens, zo hoort de wereld vermengd te zijn. Zoals hier op de Albert Cuyp en niet zo verminkt als de werkelijkheid.
"Mag ik U effe wat vraoge, daome?" Zijn brillenglazen waren dik en werden omrand door een zwart en zwaar montuur.
Hij had zwart sluik haar, dat door de koude regen vastplakte op zijn hoofd.
Koud was het zeker met slechts enlele graden boven nul en regen, die twijgelde tussen natte sneeuw en water.
De stad had haar uiterste best gedaan zich te tooien in het feestkleed van december, maar nu de flarden regen de straten afsnuffelde, bleef er van het feetselijke weinig over.
"Kijk, daome," zei hij." ik doen mee met een aktie. De aktie 'voor Het kind, met de nadruk op Het. Zegt U dat wat?"
Er kwam een grijsblond kort gekapt bejaard hoofdje uit de zilvervos te voorschijn. "Daar heb ik geloof ik wel een svan gehoord, ja," sprak het dametje met een allerliefst bescheiden stemmetje, " heeft dat niet iets te maken met....."
"Juist ja," onderbrak hij haar," met kinderen. Maar niet alleen met kinderen van deze planeet, het heeft ook te maken met Het kind, met de nadruk op Het, evenzeer alsmede ook eveneens met alle kinderen van deze aarde. t Is tenslotte december. Kijk-es hier daome, voor deze aktie "voor  het kind' met de nadruk op Het, verkoop ik u deze kerstkaarten, voor het goede doel."
Hij pauzeerde even en keek haar met zijn brilvergrote zwarte ogen doordringend aan. "En voor een lage prijs," voegde hij er nog aan toe.
"Maar," wierp het dametje tegen," gaat die aktie dan niet over postzegels of zo?"
"Ook daome, ook. Kijk-es daome," en hij diepte een paar velletjes kinderzegels uit een verfomfaaide bruine aktetas.
"Alle postzegels benne een kwartje duurder as op et postkantoor. Dat komt zo. De PTT zorgt zogezeid voor alle aardse kinderen en dat kwartje d'r bovenop is voor Het kind, met de nadruk op Het, waar evenzeer ook mede de kerstkaarten voor bestemd zijn."
"Gut, ja, ik weet het zo niet," zei ze aarzelend en probeerde de man onderzoekend aan te kijken, maar toen hij zijn grote glasogen in de hare prikten, richtte ze snel haar blik op de langs de kramen trekkende mensen.
"Had ik U al gezegd, dat ze goedkoop benne? En kerstkaarten heb U toch nodig, nietwaar?"
Het dametje sputterde: Je hoort zo vaak, dat je bedrogen wordt bij zulk soort akties, he."
"Heb U zelf kinderen?" sneed zijn scherpe stem dwars door haar heen. Ze schrok van de aggressieve ondertoon in die stem, en aarzelde.
"Nou, nou heb U ze zelf??" klonk het nogmaals, toen ze niet snel genoeg antwoordde.
"Gut ja....ik heb vijf kinderen en veertien kleinkinderen, maar wat hee...."
"Dan zou U niet zo mgen praten, daome," klonk het bestraffend," dan zou U zulke dingen niet zo mogen zeggen, weet u dat. Zelf lekker gezonde en rijke kindertjes hebben en die arme en zieke kindertjes zomaar gewoon laten barsten. Dat is asociaal, daome, heel asociaal!! En dan heb ik het nog niet eens over het kind, met de nadruk op Het. Die mag je toch helemaal nooit of te nimmer laten barsten, zeker?"
Het gekapte kopje, dat zoeven nog zo fier boven het bont had uitgekeken, was weer angstig naar beneden gedoken, alsof de grijze wintermantel bescherming kon bieden.
:Nou, goed dan," zei ze om van hem af te zijn, " geeft U mij dan maar een kaart en een postzegel."
"Nee, daome, dat gaat niet. Daar hebben de kindertjes niks an." zei de man, " ze zitten in zakkies van vijf stuks. De kaarten benne 7,50 pr zakkie en de postzegels 6,50 per velletje van zes stuks."
Hij gad ze al zijn tas gediept en duwde ze de oude vrouw in de handen.
"Dat is dan precies vijftien gulden," taterde hij verder.
Ze viste een briefje van tien een een muntstuk van vijf uit haar beursje en wilde dat de man overhandigen. Ineens trok ze haar hand met het geld terug. "Ho, wacht U eens even, dat is veertien gulden en geen vijftien."
"Dat weet ik, daome, dat weet ik, maar de meeste mensen geven graag een piekie extra voor het goeie doel."
Teglijkertijd gristen zijn vinger haar het geld uit de handen.
"Fijn daome, dank U wel, alsook mede namens de kinderen  en Het kind."
Hij maakte al aanstalten zich uit de voeten te maken, toen de oude dame hem vroeg:"Mag ik U eens wat vragen?"
"Jazeker, daome, maar m'n tijd is beperkt. De kindertjes, begrijpt U wel."
"Hebt U zelf kinderen?" vroeg ze.
De man aarzelde toen ze hem belangstellend aankeek.
"Ja," zei hij achterdochtig," ja ik heb drie kindertjes, hoezoo?"
"O, gelukkig," sprak de oude mevrouw," dat is een hele geruststelling."
"Hoezo, doame, een geruststelling?" De man was op zijn hoede.
"Nou kijk," hernam de dame," als U een bedrieger bent, dan komt er in elk geval toch nog iets van mijn geld bij de kinderen terecht. Uw eigen kinderen, begrijpt U wel? Want die zullen het dan wel niet zo makkelijk hebben ....met zo'n vader. Goedenmiddag."
En weg liep ze, om zich nog even om te draaien, naar de verbijsterde man, die waarschijnlijk voor het eerst met een mond vol tanden stond.
"Vrolijk kerstfeest voor U en Uw kinderen," wuifde ze hem toe.
"Krijg nou wat..." gromde de man binnensmonds, maar zijn ogen speurden alweer het trottoir af naar een volgend slachtoffer.



Plaatsgebrek

Camping 15
Plaatsgebrek
Redelijk vroeg in het seizoen, het zal in de mei-vakantie geweest zijn, hadden we een mooi plaatsje gevonden op een camping in Diever in Drenthe.
Op het veldje, waar we ons hadden genesteld, was plaats voor zo'n vijftien caravans.
Toen wij er op zaterdagmorgen arriveerden stonden er slechts zes. Het terreintje zag er dus nog ruim en open uit.
De plaats deed ons riant aan en we genoten in de voortent van een heerlijk kopje caffeinevrije koffie.
De kinderen kwamen terug van hun verkenningstocht en deden ons luidkeels verslag van hun bevindingen.
Vlakbij was een groot zwemmeer met een eiland in het midden, waar je met een vlot naar toe kon.
Er zat een touw aan dat vlot en als je daaraan trok, ging-die vooruit.
Op dat eiland, en dat vonden ze het mooiste, stond een levensgroot piratenschip, waar je in en op kon klimmen,en met een echt kraaiennest.
We kuisterden met een tevreden glimlach om de mond, omdat deze verhalen ons het vooruitzicht boden, dat de kinderen veelvuldig en langdurig op dat eiland zouden vertoeven, waardoor wij onze rust zouden krijgen.
Want zo zit het toch? Als de kinderen zich amuseren, hebben de ouders rust.
Het moet niet zo zijn, dat de eerste helft van je leven wordt verknoeid door je ouders en de tweede helft door je kinderen.
Andersom is dat niet zo, want als de ouders zich amuseren, willen de kinderen er altijd bijzijn.
Allengs werd het drukker op ons veldje.
Er koerste een grote oude auto, maar vooral een vieze auto recht op onze voortent af.
Heel langzaam en rondspeurend naar een goede plek.
Ze hadden kennelijk het oog laten vallen op een van de plaatsen ter linker- of ter rechterzijde van ons.
De caravan, die er achter schommelde paste uitstekend bij die grote, oude en vieze auto.
Waarschijnlijk had grootvader in zijn verlovingstijd er nog in gekampeerd.
Ook deze caravan had een dermate groot formaat, dat de Youth for Christ er ruimschoots een jongerenlanddag in had kunnen organiseren.
Mijn vrouw en ik keken elkaar bezorgd aan.
"Zijn dat leuke mensen?"  vroeg ik.
"Misschien wel." antwoordde zij nuchter en hoopvol.
Een vrouw van ongeveer 30 jaar sprong uit de auto en liep, zonder ons te bekijken naar de lege plek rechts van ons.
Ze droeg een zeer uitbundig en buitengewoon geblondeerd kapsel.
Haar felgroene te korte truitje liet een extreem laaguitgesneden halslijn zien.
Daaronder een ultrakort, eveneens felgroen minirokje, dat haar overigens fraaie beenpartij de vrije loop liet.
Ze ging met haar achterste tegen de zijkant van onze caravan staan.
Toen nam ze grote stappen voorwaarts, waarbij de de passen hardop telde.
Bij de tiende stap stopte ze en riep:"Ja, Jos, het ken net!"
Jos zat nog achter het stuur van zijn slagschip. Een blote getatoueerde arm hing uit het raampje.
Langzaam stapte hij uit en wij namen een 400-ponder waar, gestoken in een mouwloos hemd, blauwgestreept,  dat lange tijd een wasmiddel had ontbeerd.
Een grote roodbruine mexicaanse hangsnor overkapte een shaggie.
"Een draak," zei ik.
"Wat een onzin," zei mijn vrouw," je kent haar niet eens."
"Nee," verbeterde ik haar," op zijn bovenarm staat een draak."
De eveneens slonsig afzakkende spijkerbroek liet de bilnaad van deze kolos zien.
"Een bouwvakkersdecolletee," mompelde ik.
Mijn vrouw schoot in de lach en waarschuwde:"Je houdt je in hoor."
"Die auto daar mot nog effe weg!" riep hij tegen zijn vrouw.
Gelukkig was 'die auto daar' niet van ons, maar van een ouder echtpaar aan de andere kant van de lege plek.
Het oude meneertje tenger van postuur en versierd met een klein wit aggressief snorretje, dat recht vooruit leek te steken, was echter niet van plan zijn auto weg te halen.
Zijn auto mocht naast zijn caravan staan, dus daar bleef hij ook.
"Hij doet het niet, Jos!" riep de groene blote blonde rups.
"Wacht maar effe..!" riep Jos terug.
"He kleine," riep Jos naar het keurige meneertje," Haal jij die wagen weg, of mot ik het effe
voor je doen!"
Het meneertje draaide zich naar de ingang van de voortent en bukte zich.
Jos was naar hem toegelopen en door het voorraam zag ik de oude mevrouw met een hand voor haar mond staan.
"Nee, JanWillem, niet doen!" riep ze zo luid, dat wij het in onze voortent konden verstaan.
Ze duwde haar man opzij en ging met haar tengere figuurtje voor de imposante Jos staan.
"Meneer," sprak zij gedecideerd," U moet oppassen voor mijn man, want hij haalt Hector erbij, hoor. En dat is een zeer gevaarlijke Dobermann."
Jos aarzelde en zei:" Ik ben toevallig helemaal niet bang voor honden."
"Wacht maar Louise, ik kom eraan." hoorden we de felle hoge stem van het meneertje roepen.
Jos bedacht zich geen ogenblik en riep: "Tiny, ophouwen met dat gezeik, we laten de wagen wel op de parkeerplaats staan!" en draaide zich om.
Louise draaide zich eveneens om, verdween in haar voortent en posteerde zich weer voor het raam.
Jos en Tiny beraadslaagden wat te doen, waarbij af en toe boos in de richting van de caravan werd gekeken.
Ook keken ze af en toe in onze richting, waarbij we toch de kriebel op de billen kregen.
Intussen was aan de andere zijde van onze caravan een campertje komen staan.
In de consternatie hadden we daar geen erg in gehad, maar ineens stond hij daar keurig geparkeerd.
Jos en Tiny kwamen in onze richting en stonden enige passen later voor onze ingang.
De bolle kop met snor en shaggie werd naar binnen gestoken.
Met holle ogen keken we hem aan en verwachtten de ergste dingen, want wij hadden geen hond meegenomen.
"He meester," sprak Jos," die gozer daar wil niet opzij. Ken jij met je spul niet een stukkie opschuiven?"
Wat was ik de nieuwgekomen camper dankbaar.
" Dat zal niet gaan" zei ik, "kijk maar, er staan een camper naast."
Ja nu zagen zij de camper ook en zij zagen ook de onmogelijkheid in om een stukkie
op te schuiven.
"Hij is wel groot, he," vroeg ik kwasi belangstellend.
" Ja," zei Tiny glunderend," hij is een meter achtennegentig."
"Nou," zei ik, " ik bedoelde eigenlijk meer de caravan."
"Ach, ja man," norste Jos, " dat klereding. Twee lekke banden heb-ie gehad onderweg.
En dan de hele dag dat gezeik van haar aan je kop. 't Heb me acht uur gekost om hier te komen en dan krijg je nog een Dobermann achter je aan. Dus ik ben het wel effe zat voor vandaag."
"Aan de andere kant van de camping,"  wist ik, "staan de stacaravans. Die hebben ruimere plaatsen. Waarom probeert daar niet een plaatsje te krijgen?"
Uit zijn kontzak pulkte hij een telefoontje en wij gaven hem desgevraagd het nummer van de receptie.
Een opluchting voor ons hele veldje was het toen bleek, dat hij daar nog kon staan.
"Komop Tiny, opschieten!" zei Jos, " he meester je komt maar een pilsie halen bij me."
Het convooi van slagschip met woonhuis zeilde ons veldje af op weg naar een betere
bestemming.
"Mag ik me even voorstellen," klonk een geknepen hoge mannenstem in de voortent.
Het keurige meneertje maakte zijn entree en sprak:" Mijn naam ik van Diepen, hoogleraar filosofie te Nijmegen. Ik hoop niet dat U door mijn toedoen een aanvaring hebt gehad met dat bolvormige segment, dat zojuist, naar het schijnt, is vertrokken."
Mijn vrouw schonk hem een kopje thee in, wat hij verrast aanvaardde.
"Vraag Uw vrouw ook even." zei ze.
"Louise !!" snerpte professor van Diepen, "kom je theedrinken hier en neem Hector ook maar mee."
"Is hij erg vals?" vroeg ik met nieuwe ongerustheid,
"Welnee, beste kerel," zei van Diepen, "en het is ook geen Dobermann.
Louise kwam binnen met een brede glimlach op de mond en in haar armen een onooglijke Yorkshire-terrier met een strikje op de kop.
"Ik ben Louise en dit is Hector," zei ze, " hij slaapt in het broodmandje."




vrijdag 1 januari 2016

Opgetild door het licht


Opgetild door het Licht    (c) istvan koning
(een ringverhaal)

“Er hing een druppel water aan het puntje van een berkenblad en hij zag de vochtige grond onder zich. Het had geregend, dus dat was niet zo verwonderlijk.

De druppel werd dikker en zwaarder door toevloed van het regenwater vanaf het blad. Net zo lang tot hij te zwaar werd en tenslotte met een splash op de aarde kletste. Als snel was de druppel de aarde ingetrokken, reisde door die aarde heen en kwam tenslotte in het grondwater terecht, dat hem meevoerde langs duistere en onbekende wegen, waarin hij niet kon herkennen waarheen zijn weg zou gaan.
Na lange tijd verscheen er weer wat licht in zijn wereld en het grondwater mondde uit in een beekje en spuwde onze druppel in de stroomversnelling van het jagende water. De druppel werd duizelig van genot in het tollende beekje en zigzagde om rotsblokken heen in juichende stemming. De zon scheen en de beek was koel. Alsof het één groot pretpark was, zo beleefde de druppel zijn reis. Tenslotte belandde hij in een grote en veel trager stromende rivier. Heerlijk om uit te rusten na de inspannende duikeltocht bergafwaarts. In zo'n dikke en brede rivier wordt je gedragen door miljarden andere druppels, die je meevoeren naar onbekende verten en in vol vertrouwen, want de rivier zal toch wel weten waarheen zij stroomt. En dat wist de rivier ook, want zij kende maar een stroomrichting en dat is naar lagere landen om uiteindelijk uit te monden in de zee. De eindeloze zee. Zoveel druppels heb je nog nooit bij elkaar gezien. Duikelend naar beneden en proestend weer omhoog, meesurfend met de golven en verder water, niets dan mededruppels, die allen de eeuwig zelfde reis maakten.Totdat de druppel zich plotseling opgetild voelde en zich bevond in een emmer aan een touw, die een schepeling naar beneden had laten zakken. Het dek moest geschrobd, en water was makkelijk voorhanden. Een puts water over het dek uitgooien, en dan schrobben maar.
Onze druppel voelde het warme door de zon beschenen dek onder zich en merkte hoe hij uitgespreid werd over een vrij grote oppervlakte.
Een nieuw en vreemd gevoel maakte zich van het meester. Hij voelde zich duizelig worden en licht in het hoofd. Sterker nog, hij voelde hoe hij zich langzaam losmaakte van het dek, als een ziel die uit een stervend lichaam treedt. Langzaam verhief hij zich van het schip en steeg hoger en hoger voortgedreven door het licht en de warmte van de zon. Een fantastische sensatie maakte zich van hem meester. Dit was ongelooflijk om te zien, die kleine wereld beneden. Op deze afstand leken ook de problemen klein en dogma's niet meer belangrijk. Hij voelde zich meer bevrijd dan ooit tevoren.
Maar lang duurt gelukzaligheid niet, want al gauw begon hij het koud te krijgen. Als reactie daarop trok hij zich wat meer samen, kroop wat meer in elkaar, maar de temperatuur bleef zakken, net zo lang dat hij weer zijn oude vorm terug had gekregen, een druppel.
Hij voelde zich te zwaar worden om zomaar in de lucht te kunnen zweven en begon hoogte te verliezen. In de verte zag hij bergen liggen, waarop hij afstormde met steeds grotere snelheid. Het bos kwam met rappe schreden op hem af en met een doffe plats kletterde hij op het blad van een berkenboom.
Langzaan probeerde hij zich te hervinden, terwijl hij naar de uiterste rand van het blad kroop.

Tenslotte bungelde hij aan het puntje van het berkenblad en zag de vochtige grond onder zich. Het had geregend, dus het was niet zo verwonderlijk...........