Opgetild
door het Licht (c) istvan koning
(een ringverhaal)
(een ringverhaal)
“Er hing een druppel water aan het puntje van een berkenblad en hij zag de
vochtige grond onder zich. Het had
geregend, dus dat was niet zo verwonderlijk.
De druppel werd dikker en zwaarder door toevloed van het regenwater vanaf het blad. Net zo lang tot hij te zwaar werd en tenslotte met een splash op de aarde kletste. Als snel was de druppel de aarde ingetrokken, reisde door die aarde heen en kwam tenslotte in het grondwater terecht, dat hem meevoerde langs duistere en onbekende wegen, waarin hij niet kon herkennen waarheen zijn weg zou gaan.
De druppel werd dikker en zwaarder door toevloed van het regenwater vanaf het blad. Net zo lang tot hij te zwaar werd en tenslotte met een splash op de aarde kletste. Als snel was de druppel de aarde ingetrokken, reisde door die aarde heen en kwam tenslotte in het grondwater terecht, dat hem meevoerde langs duistere en onbekende wegen, waarin hij niet kon herkennen waarheen zijn weg zou gaan.
Na lange
tijd verscheen er weer wat licht in zijn wereld en het grondwater mondde uit in
een beekje en spuwde onze druppel in de stroomversnelling van het jagende
water. De druppel werd duizelig van genot in het tollende beekje en zigzagde om
rotsblokken heen in juichende stemming. De zon scheen en de beek was koel.
Alsof het één groot pretpark was, zo beleefde de druppel zijn reis. Tenslotte
belandde hij in een grote en veel trager stromende rivier. Heerlijk om uit te
rusten na de inspannende duikeltocht bergafwaarts. In zo'n dikke en brede
rivier wordt je gedragen door miljarden andere druppels, die je meevoeren naar
onbekende verten en in vol vertrouwen, want de rivier zal toch wel weten
waarheen zij stroomt. En dat wist de rivier ook, want zij kende maar een
stroomrichting en dat is naar lagere landen om uiteindelijk uit te monden in de
zee. De eindeloze zee. Zoveel druppels heb je nog nooit bij elkaar gezien.
Duikelend naar beneden en proestend weer omhoog, meesurfend met de golven en
verder water, niets dan mededruppels, die allen de eeuwig zelfde reis
maakten.Totdat de druppel zich plotseling opgetild voelde en zich bevond in een
emmer aan een touw, die een schepeling naar beneden had laten zakken. Het dek moest
geschrobd, en water was makkelijk voorhanden. Een puts water over het dek
uitgooien, en dan schrobben maar.
Onze
druppel voelde het warme door de zon beschenen dek onder zich en merkte hoe hij
uitgespreid werd over een vrij grote oppervlakte.
Een nieuw
en vreemd gevoel maakte zich van het meester. Hij voelde zich duizelig worden
en licht in het hoofd. Sterker nog, hij voelde hoe hij zich langzaam losmaakte
van het dek, als een ziel die uit een stervend lichaam treedt. Langzaam verhief
hij zich van het schip en steeg hoger en hoger voortgedreven door het licht en
de warmte van de zon. Een fantastische sensatie maakte zich van hem meester.
Dit was ongelooflijk om te zien, die kleine wereld beneden. Op deze afstand
leken ook de problemen klein en dogma's niet meer belangrijk. Hij voelde zich
meer bevrijd dan ooit tevoren.
Maar lang
duurt gelukzaligheid niet, want al gauw begon hij het koud te krijgen. Als
reactie daarop trok hij zich wat meer samen, kroop wat meer in elkaar, maar de
temperatuur bleef zakken, net zo lang dat hij weer zijn oude vorm terug had
gekregen, een druppel.
Hij
voelde zich te zwaar worden om zomaar in de lucht te kunnen zweven en begon
hoogte te verliezen. In de verte zag hij bergen liggen, waarop hij afstormde
met steeds grotere snelheid. Het bos kwam met rappe schreden op hem af en met
een doffe plats kletterde hij op het blad van een berkenboom.
Langzaan
probeerde hij zich te hervinden, terwijl hij naar de uiterste rand van het blad
kroop.Tenslotte bungelde hij aan het puntje van het berkenblad en zag de vochtige grond onder zich. Het had geregend, dus het was niet zo verwonderlijk...........
Geen opmerkingen:
Een reactie posten