zondag 11 oktober 2015

Gerard Kremer

Gerard Kremer.

Hij was de grootste in zijn vak.
Tenminste als je zijn werk als een vak moet zien.
Hij was musicus en onder andere leraar aan de toenmalige kweekschool, waar ik zijn lessen volgde, de huidige Da Costa Pabo. Mijn band met hem liep ook via de muziek, zoals alles bij hem, klank, kleur en diepe emotie was.
Hij was jong, werd slechts zesendertig jaar, maar had het onbestemde uiterlijk van iemand, die net zo goed zestig had kunnen zijn. Groot en zwaar gebouwd
bestuurde hij een minuscuul klein autootje, klasse Trabant.
Ik wil schrijven over deze man, omdat hij op zeer jonge leeftijd is gestorven en weinig werk heeft kunnen achterlaten. Datgene wat hij achterliet was van een dermate grote schoonheid, dat die nooit verloren mag gaan of vergeten mag worden.
Zoals zoveel kunstenaars was hij aanvankelijk sterk gestuurd door zijn rotsvaste vertrouwen in God, hoewel hij daar nooit dweperig over deed. Ook hier was de muziek weer zijn verbinding met de religie.
Als hij 'kerkmuziek' speelde, dan speelde hij niet zozeer om de mensen in de kerk te begeleiden, maar om God te eren door zo mooi mogelijk voor Hem te spelen.
Zijn jazzvoordrachten zijn onvergetelijk, en ook daar in excelleerde hij met de grootst mogelijke passie.
Vertelde hij over de schoonheid van Mahler, dan huilde hij van verdriet de man nooit gekend te hebben. Hij had zoveel vragen, die hij hem en andere componisten had willen stellen.
Nooit betichtte hij anderen van a-muzikaliteit. In alles zat klank, zelfs in je stem of in de betekenis je woorden.
Hij was een kind, een heel groot en heel lief kind, die in zijn huwelijk niet echt werd gesteund in zijn letterlijke en figuurlijke grootheid.
Zijn hechte samenwerking met bijvoorbeeld de dichter Jan Wit en de dichter Christiaan Barnard leidde tot magnifieke composities, waarvan er enkele opgenomen zijn de liedbundel voor de protestantse kerken.
Hij deed het niet voor het geld. Het fenomeen geld kende hij in het geheel niet. Wist ook niet wat je er allemaal mee kon doen. Verfoeide het eerder, dan dat hij het gebruikte. Zijn zakken waren ook altijd leeg. Wat hij al eens had, werd weggegeven of weggetrakteerd.
In zijn composities gaf hij blijk van intense harmonische vernieuwing. Hij was op zoek naar welluidendheid in nieuwe vormen en klanksamenstellingen.
In zijn begeleidingen was hij zo verrassend, dat zelfs de grootste muziekhater zijn oren spitste. Zoiets hadden we nog niet gehoord.
De toenmalige directeur van die school zei van zichzelf, dat hij geen enkel, maar dan ook geen enkele gevoel had voor muziek.
Hij omschreef muziek als een vorm van lawaai, zij het dan een georganiseerd lawaai. Het verschil tussen Bach en de Beatles kon hem niet worden uitgelegd. Voor hem waren ze hetzelfde.
Maar regelmatig zag ik hem in de lunchpauze achter in de aula zitten, als Gerard Kremer en ik vierhandig aan het improviseren sloegen.
Vier jaar mocht ik van zijn lessen genieten en van hem leren, dat het vertalen van emotie in klanken een zoektocht moet zijn op het klavier om je emotie zo duidelijk mogelijk te maken, zoals je in een gesprek naar de juiste woorden zoekt om jezelf aan andere mee te delen.
Hij was een grootse dichter in de klank, een excellente schilder van tonen, een stuurman op het schip van de muziek. Een toevoeger en innovator van zijn kunst. Zijn bijdrage, hoe kort hij ook heeft geleefd is voor mij van onschatbare waarde, evenals zijn mens-te-durven-zijn in al zijn grote grootheid en zijn grote kleinheid.
Gerard Kremer, een man om aandacht aan te schenken. 
Een man om te bewaren.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten