Gerard Kremer.
Hij was de grootste in
zijn vak.
Tenminste als je zijn
werk als een vak moet zien.
Hij was musicus en onder
andere leraar aan de toenmalige kweekschool, waar ik zijn lessen volgde, de
huidige Da Costa Pabo. Mijn band met hem liep ook via de muziek, zoals alles bij
hem, klank, kleur en diepe emotie was.
Hij was jong, werd slechts zesendertig jaar, maar had het onbestemde uiterlijk van iemand, die net zo goed
zestig had kunnen zijn. Groot en zwaar gebouwd
bestuurde hij een
minuscuul klein autootje, klasse Trabant.
Ik wil schrijven over
deze man, omdat hij op zeer jonge leeftijd is gestorven en weinig werk heeft
kunnen achterlaten. Datgene wat hij achterliet was van een dermate grote
schoonheid, dat die nooit verloren mag gaan of vergeten mag worden.
Zoals zoveel kunstenaars
was hij aanvankelijk sterk gestuurd door zijn rotsvaste vertrouwen in God,
hoewel hij daar nooit dweperig over deed. Ook hier was de muziek weer zijn
verbinding met de religie.
Als hij 'kerkmuziek'
speelde, dan speelde hij niet zozeer om de mensen in de kerk te begeleiden,
maar om God te eren door zo mooi mogelijk voor Hem te spelen.
Zijn jazzvoordrachten
zijn onvergetelijk, en ook daar in excelleerde hij met de grootst mogelijke
passie.
Vertelde hij over de
schoonheid van Mahler, dan huilde hij van verdriet de man nooit gekend te
hebben. Hij had zoveel vragen, die hij hem en andere componisten had willen
stellen.
Nooit betichtte hij
anderen van a-muzikaliteit. In alles zat klank, zelfs in je stem of in de
betekenis je woorden.
Hij was een kind, een
heel groot en heel lief kind, die in zijn huwelijk niet echt werd gesteund in
zijn letterlijke en figuurlijke grootheid.
Zijn hechte samenwerking
met bijvoorbeeld de dichter Jan Wit en de dichter Christiaan Barnard leidde tot
magnifieke composities, waarvan er enkele opgenomen zijn de liedbundel voor de
protestantse kerken.
Hij deed het niet voor
het geld. Het fenomeen geld kende hij in het geheel niet. Wist ook niet wat je
er allemaal mee kon doen. Verfoeide het eerder, dan dat hij het gebruikte. Zijn
zakken waren ook altijd leeg. Wat hij al eens had, werd weggegeven of
weggetrakteerd.
In zijn composities gaf
hij blijk van intense harmonische vernieuwing. Hij was op zoek naar
welluidendheid in nieuwe vormen en klanksamenstellingen.
In zijn begeleidingen
was hij zo verrassend, dat zelfs de grootste muziekhater zijn oren spitste.
Zoiets hadden we nog niet gehoord.
De toenmalige directeur
van die school zei van zichzelf, dat hij geen enkel, maar dan ook geen enkele
gevoel had voor muziek.
Hij omschreef muziek als
een vorm van lawaai, zij het dan een georganiseerd lawaai. Het verschil tussen
Bach en de Beatles kon hem niet worden uitgelegd. Voor hem waren ze hetzelfde.
Maar regelmatig zag ik
hem in de lunchpauze achter in de aula zitten, als Gerard Kremer en ik
vierhandig aan het improviseren sloegen.
Vier jaar mocht ik van
zijn lessen genieten en van hem leren, dat het vertalen van emotie in klanken
een zoektocht moet zijn op het klavier om je emotie zo duidelijk mogelijk te
maken, zoals je in een gesprek naar de juiste woorden zoekt om jezelf aan
andere mee te delen.
Hij was een grootse
dichter in de klank, een excellente schilder van tonen, een stuurman op het
schip van de muziek. Een toevoeger en innovator van zijn kunst. Zijn bijdrage,
hoe kort hij ook heeft geleefd is voor mij van onschatbare waarde, evenals zijn
mens-te-durven-zijn in al zijn grote grootheid en zijn grote kleinheid.
Gerard Kremer, een man
om aandacht aan te schenken.
Een man om te bewaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten